Academische vrijheid is ook: vrijmoedigheid – en die dreigt te verdwijnen

Wetenschapsbeoefening Staat academische vrijheid onder druk? Het is iets anders dan vrijheid van meningsuiting. Maar het gaat ook om een bestuurscultuur.

Foto Evert-Jan Daniels/ANP

Een wolkbreuk is het niet, maar het druppelt inmiddels wel gestaag. Sinds begin dit jaar kampen Nederlandse universiteiten met opeenvolgende, verhitte arbeidsconflicten die zouden raken aan inhoud en reikwijdte van academische vrijheid. Of toch niet?

De Rijksuniversiteit Groningen ontsloeg in februari een docent omdat zijn manier van lesgeven niet strookte met academische standaarden; hij zou in zijn colleges onwetenschappelijke claims doen en affiniteit hebben met complottheorieën. Ook in Groningen kreeg een maand later hoofddocent Susanne Täuber haar congé, na een slepend personeelsconflict en een kritische publicatie in een vakblad van haar hand over het diversiteitsbeleid van de eigen universiteit. Haar ontslag leidde tot protesten van studenten en docenten, die de instelling betichten van censuur.

En dan ontrolde zich vanaf januari de bizarre saga van Laurens Buijs, docent aan de Universiteit van Amsterdam. Buijs, die zich bekwaamde in homostudies, riep van de daken dat hij het slachtoffer is van ‘woke censuur’ die hem belet zijn kritische opvattingen over gender te uiten. De zaak implodeerde vorige week bij de rechter, die Buijs’ schorsing aan de universiteit fiatteerde gezien zijn „wangedrag” in e-mails en tweets dat „alle perken te buiten” ging. Buijs, gefrustreerd over zijn rol aan de opleiding, maakte collega’s en anderen uit voor „monsters” en noemde ze „corrupt”. Een externe commissie komt binnenkort met een rapport over de inhoud van zijn klachten.

Hoe is het dan gesteld met de academische vrijheid in Nederland, of gaat dit allemaal over iets anders?

Bijna niets vastgelegd

In een recent rapport van het Europees Parlement over wetenschap in de lidstaten kreeg Nederland in elk geval een tik op de vingers. De academische vrijheid, aldus dat rapport, staat onder druk van het huidige personeelsbeleid (met veel tijdelijke aanstellingen) beperkte ruimte voor vrij onderzoek én door cancel culture. Veel onderbouwing voor dat laatste leverde het rapport niet, behalve enkele bezorgde geluiden. In Science Guide kraakte antropologe Annelies Moors het werkstuk op dat punt af als „selectief, slordig en obscuur”.

Lees over ‘wokeness’ op de universiteit: Mag de docent nog beelden uit Aladdin gebruiken?

Volgens Pieter Slaman, universiteits- en onderwijshistoricus aan de Universiteit Leiden, laten de verschillende voorbeelden vooral dit zien: er is in Nederland te weinig duidelijk over inhoud en reikwijdte van academische vrijheid. Hij zegt: „Er is wettelijk bijna niets over vastgelegd. Er staat één zinnetje in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Verder bepaalt de Grondwet dat iedereen recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Daar houdt het zo’n beetje mee op.”

Die hogeronderwijswet (1992) bepaalt dat wetenschappers vrij zijn om „bij het geven van onderwijs, het verrichten van onderzoek, respectievelijk het ontvangen van onderwijs hun eigen wetenschappelijke inzichten te volgen en daarbij niet afhankelijk te zijn van bepaalde politieke, filosofische of wetenschapstheoretische opvattingen”. Slaman: „Maar wat dit nu concreet inhoudt, daarover zwijgt de wet.” Hij verwijst naar het proefschrift Het Nederlands hoger onderwijsrecht (2011) van jurist Ruud Louw. „Die spreekt van ‘een zorgplicht met vage normstelling’ in de wet. Daar ben ik het mee eens. Je hebt er heel weinig aan.” Ook andere juridische specialisten kwamen eerder al tot die slotsom.

Arbeidsrecht kan nu in stelling worden gebracht tegen een criticus als het zo uitkomt

Pieter Slaman onderwijshistoricus

Dat gebrek aan duidelijkheid knelt extra, vindt Slaman, door de huidige bestuurscultuur aan de universiteiten. Universiteitsraden hebben sinds 1992 een adviserende rol gekregen, colleges van bestuur leggen verantwoording af bij raden van toezicht. Slaman: „Universiteiten werden in die tijd geacht de markt op te gaan, slagvaardiger en ondernemend te worden. Daar paste geen log democratisch overlegorgaan in. Maar het gevolg is dat interne kritiek kan uitmonden in conflicten die worden opgelost met het arbeidsrecht, terwijl dat niet op de academie is toegesneden. Universiteiten zijn principieel andere omgevingen dan bedrijven.”

De beste omschrijving van academische vrijheid die hij kent, de Unesco-verklaring over wetenschapsbeoefening (1997), waarborgt dan ook het recht om de eigen instelling te bekritiseren. Die stelt dat docenten „vrijuit hun mening moeten kunnen geven over de instelling waar ze werken” en gevrijwaard moeten blijven van censuur en discriminatie. Slaman: „Arbeidsrecht kan nu in stelling worden gebracht tegen een criticus als het zo uitkomt. Ik weet niet of dat in de Groningse zaak van Täuber het geval was, maar het risico is reëel.”

Gepolitiseerde stokebranden

Bij Buijs ligt het volgens Slaman weer anders, nog los van zijn omgangsvormen. „Met gender lijkt hij fundamenteel anders te denken over de rol van sociale en biologische factoren. Daar kun je over argumenteren. Maar hij denkt kennelijk dat je over elk onderwerp van alles kunt roepen. Academische vrijheid is veel beperkter dan de vrijheid van meningsuiting. Die brengt vooral plichten met zich mee, namelijk om je te houden aan de spelregels van een academisch debat en dus om met argumenten en bewijzen te komen.”

Ook het intellectuele klimaat aan een universiteit kan een rol spelen, zegt de Groningse emeritus hoogleraar en universiteitshistoricus Klaas van Berkel, die samen met Carmen van Bruggen de bundel Academische vrijheid (2020) publiceerde. Van Berkel maakt zich zorgen over wat hij noemt „de fixatie op diversiteit en identiteit” aan de Academie. Die legt volgens hem een hypotheek op het vrije debat. In het tijdschrift Groniek schreef hij: „Een voorwaarde voor academische vrijheid is het abstraheren van allerlei persoonlijke kenmerken van de deelnemers aan een debat.” Hij licht toe: „Academische vrijheid is veel meer dan een stel regels. Het gaat om een werksfeer van ‘academische vrijmoedigheid’. Ik wil niet zeggen dat die niet meer bestaat, maar er wordt wel aan getornd. Dat komt door de invloed van sociale media, door intolerante ideologische stromingen, maar ook door de bedrijfsvoering van de huidige universiteiten. Het ontbreekt aan intellectueel leiderschap. Veel universitaire bestuurders bekwamen zich vooral in management. Dat geeft geen intellectuele richting.”

Filosofen als Foucault en Latour hebben laten zien dat ook wetenschappelijke waarheid niet eenduidig is

Vincent Blok technologie-filosoof

In dat gat springen gepolitiseerde stokebranden die de ‘linkse’ consensus of ‘woke’ sfeer aan de universiteit hekelen. Rumoer daarover uit rechtse hoek bereikte al in 2017 de Tweede Kamer, die een VVD-motie aannam om onderzoek te laten doen naar „zelfcensuur en beperking van diversiteit aan perspectieven” in de wetenschap. De motie leek mede ingegeven door klachten van de publicist Sid Lukkassen, toen nog VVD-raadslid in Duiven, die zich afzet tegen ‘cultuurmarxisme’. De Koninklijke Akademie van Wetenschappen, die het delicate onderzoek toegeschoven kreeg, volstond met een ‘briefadvies’, op basis van universitaire codes en protocollen. Dat leverde „geen signalen” op van zelfcensuur, wel van druk op de academische vrijheid door bedrijven en overheden die aandringen op maatschappelijk nuttig en toepasbaar onderzoek.

Dat herkent de Wageningse technologie-filosoof Vincent Blok, die onder meer werkt aan de gevolgen van AI voor onze werkelijkheidsbeleving. Hij zegt: „De tijd van de vrije ‘republiek der wetenschappen’ is echt voorbij, er wordt nu heel erg gekoerst op de maatschappelijke bijdrage van onderzoek. Aan technische universiteiten zijn we bezig met duurzaamheid, obesitas, voeding. In principe ben ik erg vóór die vermaatschappelijking, het is een manier om de besteding van publieke middelen te verantwoorden. Maar het heeft een keerzijde. Er móét een nuttig product uitkomen. ‘We kunnen best zonder AI’ is geen hypothese waar je onderzoeksfinanciering voor krijgt.”

Lees de column van Beatrice de Graaf over academische vrijheid: Neem de tijd voor gedoe

Culturele en sociale strijd

Blok ziet ook die andere druk, de hitte van het publieke debat. Hij stoort zich aan de heftigheid waarmee sommige standpunten of analyses van academici, bijvoorbeeld over de oorlog in Oekraïne, online worden verketterd. Blok: „Ik ben geen historicus, maar over de oorzaken van de Eerste en Tweede Wereldoorlog verschijnen nog steeds boeken. Waarom zou je hier dan geen hypothesen over mogen formuleren? Alsof de feiten eenduidig zijn en over duiding niet te twisten valt. Universiteiten moeten juist pal staan voor die vrijheid.”

Geldt dat dan niet ook voor ‘genderkritici’? Juist in de sociale wetenschappen zijn methodes divers en kernbegrippen vaak normatief en contested, inzet van intellectuele, culturele en sociale strijd waar de wetenschappen niet ‘buiten’ staan.

Aan de universiteit moet over alles kunnen worden gediscussieerd, ook over gevestigde kennis

Pieter Slaman onderwijshistoricus

Blok: „Filosofen als Foucault en Latour hebben laten zien dat ook wetenschappelijke waarheid niet eenduidig is. Je kunt in verschillende epistemologische tradities staan. In een academisch debat moet dat alleen wel argumentatief, bediscussieerbaar en toetsbaar blijven. Wetenschap kan botsten met onze alledaagse beleving, maar je hoeft die twee niet tegen elkaar uit te spelen. Mensen leven tegelijkertijd in verschillende werelden die niet geheel en al tot elkaar te reduceren zijn.” Wat wetenschap in elk geval moet doen, zegt hij: ,,Pluriformiteit, reflectie en debat stimuleren, in plaats van debatten afsluiten met een simpel beroep op ‘de feiten’.”

Dat vindt ook Klaas van Berkel, die in de huidige universitaire bestuurscultuur het risico van benauwdheid ziet. „Gaandeweg escaleert een zaak dan en gaan mensen om zich heen slaan. Buijs heeft zijn standpunten over gender in NRC een keer beredeneerd uiteengezet. Als hij het daarbij gelaten had, was hij denk ik niet geschorst. Maar hij ging zich uitleven, intern en op sociale media. Dan is het einde zoek.” Escalatie trad ook op in de zaak rond de Groningse docent Täuber. „Natuurlijk moet je kritiek kunnen hebben op de eigen instelling, zoals zij deed, al was ik wel verbaasd over haar publicatie, waarin ze haar eigen casus als bewijs aandraagt voor algemene beweringen. Maar de zaak is daarna geëscaleerd door de reacties.”

Onderwijshistoricus Slaman zou graag zien dat de academische vrijheid scherper wordt omschreven. „Aan de universiteit moet over alles kunnen worden gediscussieerd, ook over gevestigde kennis. Maar wel met argumenten en bewijzen. Anders neem je niet langer deel aan het wetenschappelijke gesprek.”